Paardenknecht

Dirck Adriaensen komt als Dierick Arentsen vóór 1623 vanuit Bommenede naar Groede, waar hij als knecht gaat werken en wonen op de boerderij van ene Jan Centsen. Hij blijft hier echter niet lang, want in 1624 woont hij te Breskens op de hofstede van Joris (Joos) Vermeulen en Tanneken Nouez Delicaets, zijn latere schoonouders. Joris Vermeulen is als landman de pachter van de grote hofstede, dat gebouwd was op het land van de Abdij van St.-Pieters nevens Gent in kavel 11 te Oud Breskens. Aanvankelijk was de boerderij eigendom van de abdij, maar later eigendom van de pachter. Dirck Adriaensen is als Dierick Arentsz in 1626 en 1627 op deze hofstede werkzaam als paardenknecht.

De grote boeren waren destijds verplicht voor de landwacht iemand te paard te leveren, vooral voor de communicatie. Als de vijand vanuit zee het land binnen viel, het was tenslotte ten tijde van de Spaanse Opstand ofwel de 80-jarige oorlog, moest er iemand snel de andere landwachten kunnen alarmeren. Vaak deden ze dat niet zelf, maar werd hiervoor de paardenknecht, dus degene die voor de paarden verantwoordelijk was, ingeschakeld. De paardenknecht was na de boer de belangrijkste man op de boerderij. Hij had ook meestal een vaste jaaraanstelling, dat was zeldzaam in een tijd waar dagloon gebruikelijk was. Maar paarden waren op een boerderij in die tijd het belangrijkste bedrijfskapitaal. Een grote boerderij had er tenminste 6 (goed voor drie spannen) voor zo'n 50 gemet land. Een gemet is de maat dat ongeveer gelijk was aan de oppervlakte zaailand dat een span paarden kon omploegen tussen zonsopgang en zonsondergang.