Van oude hofstede naar havenfort
In 1750 koopt Adriaan Dirckx (1707–1768), zoon van Jacob Dirckx en Pieternella van Oost (zie tak Jacob Dirckx 1673-1715), een grote hofstede, welke vóór 1616 gebouwd werd op wat aanvankelijk een perceel “armland” was in de oosthoek van Oud Breskens. In 1656 ruilde de toenmalige eigenaar van de hofstede, mr. Hendrik Thibaut, met de armen van Breskens een stuk weiland in de Hendrik Veerse-polder tegen dit perceel weiland, waar zijn hofstede op stond, zodat de hofstede voortaan op eigen grond stond. De hofstede werd daarna tot 1750 verpacht. De landerijen, die bij deze hofstede behoorden, lagen voor het merendeel in Baarzande en in de Elisabethpolder. In 1750 werd de hofstede gekocht door Adriaan en deze bleef via zijn zoon Jacobus en kleinzoon Adriaan tot 1835 binnen de familie Dirkcx.
"..overdracht namens de drie kinderen en erfgenamen van dhr Carel Frederick, baron de Dopff, aan Aadriaan Dirckx, schepen, van een hofstede, bestaande in huis, schuur en verdere timmeragie (lees : gebouwen), in Oud Breskens jegens de sluiskille, met 6.050 gemet weiland daar de voorstaande hofstede op staat; openbaar verkocht 11-5-1750; de koop is geschied met nog 77.129 gemet zaailand en 6.286 gemet dijken, gelegen in de Elisabeth- en Baarsandepolders, gelegen onder t Vrije, voor £12.10.0 per gemet, de hofstede te binnen, en de dijken gerekend 2 gemet voor één; voldaan..”
Oud Breskens - detail uit de kaart van Breskens en Baarzande van Van Cruijningen uit 1680.
Het perceel en de hofstede met bijbehorende bebouwing van Adriaan Dirckx is links gesitueerd (rood kruisje).
Op 14 juni 1763 verkoopt Adriaan aan zijn zoon Jacob Dirckx (1739–1810) deze grote hofstede met de daarbij behorende landerijen, het behoorlijk groot oppervlakte aan zaailand en de dijken :
“... overdracht door burgemeester Adriaan Dirckx aan zijn zoon Jacob Dirckx van een hofstede enz., met 6.050 gemet land, daar de voorstaande hofstede op staat; deze koop is geschied met nog 77.129 gemet zaailand en 6.286 gemet dijken, gelegen in de Elisabeth- en Baarsandepolders, gelegen onder t Vrije; uitterhand verkocht voor £ 1050, af te betalen met £ 100 jaarlijks, tegen 3% rente ...”.
Op 25 april 1786 draagt Jacobus zijn hofstede over aan Adriaan van den Broecke :
“... overdracht door burgemeester Jacobus Dirckx aan Adriaan van den Broecke, wonende in de polder Bewester Eede, van een hofstede, bestaande in huis, schuur en verdere timmeragie, staande in Oud Breskens bij de haven aldaar, op pachtland, aankomend de comparant, met alle plantage die op de wei- en zaailanden gevonden wordt; uitterhand verkocht op 15 maart 1786 voor £1675, waarvan £675 contant en ƒ200 sjaars tegen 3½ % rente ...”.
Maar in 1819 komt de hofstede weer in handen van de familie Dirckx, want in dat jaar gaat Jacobus zoon Adriaan er wonen.
Vanaf 1819 woonden Adriaan Dirckx (1795-1835) en zijn vrouw Elisabeth Poissonnier op de oude familiehofstede.
“... consent en schikking nopens de kwijting van een schuld tussen Isaac Nortier, landman te Breskens, en zijn huisvrouw Maria Bellink, pachters, en haar heren mr. Jacobus Dirckx, advocaat Eecloo, Johannes Jacobus Risseeuw in huwelijk met Maatje Dirckx, en Adriaan Dirckx, particulier, wonende te Oostburg, eigenaren; volgens het vonnis van de rechtbank Middelburg d.d. 3 februari 1819 is aan de eigenaars gedwongen verkoop toegestaan van meubelen en beesten in verband met (pacht)schuld; de pachtbrief van 23 oktober 1813 (van de notarissen Hennequin en Schansman) wordt voortijdig geannuleerd. Zij doen afstand van de pacht met ingang van 1 mei aanstaande..” (13 maart 1819).
In 1835 moet de oude familiehofstede in Oud-Breskens echter worden afgebroken vanwege de bouw van het militaire Havenfort. Pas ten tijde van de Belgische opstand werden de nog in Breskens aanwezige militaire forten weer belangrijk en werden diverse renovatiewerkzaamheden uitgevoerd. Ook werd een nieuw fort ontworpen bij de haven van Breskens, het zgn. Havenfort. Tot de bouw waarvan was bij Koninklijk Besluit van 30 mei 1834 besloten. Hierdoor sneuvelde een van de oudste boerderijen in Breskens. Met de bouw van het fort werd in 1835 begonnen en het duurde tot in 1837. Omdat Adriaan en Elisabeth hun hofstede moeten verlaten, gaan zij op donderdag 13 november 1834 hun grote veestapel, vele goederen en een grote partij brandhout, publiekelijk verkopen. Op zowel 8 als op 11 november 1834 wordt hiervoor een oproep geplaatst in de Middelburgsche Courant. Wat de opbrengst hiervan is geweest is niet bekend.
Bericht over de openbare verkoop in de Middelburgsche Courant van 8 en 11 november 1834.
Op 5 januari 1835 vindt er een woningruil plaats tussen Adriaan en ene Pieter du Bois : “..woningruil tussen Pieter du Bois, rentenier, en Adriaan Dirckx, burgemeester, beide wonende te Breskens; du Bois geeft over aan Dirckx een woonhuis staande te Breskens op 330 ca cijnsgrond…; Dirckx geeft aan du Bois het eerdergemelde woonhuis (naast de wagenmakerswinkel). Het oorspronkelijke huis van du Bois is waard ƒ2000, dat van Dirckx ƒ1300, zodat Dirckx aan du Bois nog ƒ700 betaald..” Het huis van du Bois werd in 1769 te Breskens gebouwd op het erf van een omstreeks 1722 afgebrand huis. In 1814 is het een herberg met de naam “de Goude Zon”.
Adriaan Dirckx heeft de afbraak van zijn oude hofstede beslist niet kunnen verdragen, want hij overlijdt op 19 februari 1835 te Breskens. Dat is vrij snel na de openbare verkoop van zijn veestapel en direct na de woningruil. Binnen het huwelijk van Adriaan en Elisabeth zijn geen kinderen geboren.
Het Havenfort
Pas ten tijde van de Belgische opstand werden de nog in Breskens aanwezige militaire forten weer belangrijk en werden diverse renovatiewerkzaamheden uitgevoerd. Ook werd een nieuw fort ontworpen bij de haven van Breskens, het zgn. Havenfort. Tot de bouw waarvan bij Koninklijk Besluit van 30 mei 1834 was besloten. Hierdoor sneuvelde een van de oudste boerderijen in Breskens, de hofstede van burgemeester Adriaan Dirckx.
Met de bouw van het fort werd in 1835 begonnen en ze duurde vermoedelijk tot in 1837. De militaire betekenis van de forten nam in de loop der jaren af. In 1854 werden het Havenfort, de toren Nassou, het fort Frederik Hendrik en het fort Willem de Eerste nog ingedeeld in de categorie vestingwerken der eerste klasse. In 1874 werden de gehele vestingwerken bij Breskens (dus inclusief het Havenfort) als verdedigingswerken opgeheven. Het Havenfort werd in 1890 voor afbraak verkocht en uiteindelijk in 1918 gesloopt.
Op de plattegrond is de plaats van het havenfort aangegeven met een rood kruis.
Rechts op de foto is de afbraak van het fort in 1918 te zien.
Op de tekening is het gezicht op de haven en de plaats Breskens te zien. Rechts op de voorgrond is de oostelijke spuikom te zien. Geheel links is het eind van de dijk van de Elisabethpolder met daarop (nog gedeeltelijk zicht-baar) een woonhuis. Daarnaast is het Havenfort (met vlag) en rechts daar-achter de kerktoren van de Hervormde Gemeente. Geheel rechts (maar moeilijk waarneembaar) zien we op het duin de "toren Nassou", eerder de toren van Caffarelli genoemd. Deze toren was ook onderdeel van de Breskense verdedigingswerken en werd in 1868 afgevoerd als militair werk en rond 1872 gesloopt.
De tekening is van J.Ph. Dinnewet, waarschijnlijk uit 1864.
Bron : "Kadastrale Atlas van Zeeland 1832, deel 2 - Breskens" - H.J.Plankeel.
Napoleon en de forten van Breskens
Op maandag 23 september 1811 verliet de Franse keizer Napoleon de Belgische plaats Oostende en ging te paard langs het strand naar Blankenberge (B) om de kust te inspecteren. Vervolgens ging hij met een vissersschuit over het Zwin naar Breskens. Drijfnat van de regen kwam Napoleon aan op Cadzand, wat toen nog een eiland was. Hij bezocht de fortificaties Oranje en Nassau, die samen met nog enkele wallen het zogenaamde Retranchement de Cassandria vormden, ongeveer een uur varen ten noorden van Sluis.
De keizer vervolgde zijn tocht naar Breskens om daar fort Napoleon, het Middenfort en het fort Imperial te inspecteren. De keizer schrijft om 7 uur in de ochtend vanuit Breskens aan Marie Louise:
"Mijn vriendin, ik ben gisteravond behoorlijk vermoeid aangekomen in Breskens, vanaf Oostende heb ik te paard gezeten; ik ga de forten bekijken, die ik heb laten bouwen. Ik zal overnachten aan boord van mijn eskader, dat hier voor anker ligt. Ik ben doorweekt, het regent nog. Mijn gezondheid is uitstekend en ik heb gisteren niets van je gehoord. Ik hoop dat het goed met je gaat en dat je tevreden bent over Brussel. Adieu Louise, gedraag je goed en bemin je trouwe echtgenoot. NAP".
De keizer eindigde die dag op het admiraalschip de Charlemagne. Een woeste zee noodzaakte hem zestig uur op het schip te blijven. Tijdens dit verblijf aan boord van een hevig schommelend schip op de woeste zee bleek de keizer over zeebenen te beschikken. Hij had totaal geen last van zeeziekte, greep het verblijf aan om brieven te schrijven, decreten uit te vaardigen en plannen te bestuderen.
Bron : http://www.isgeschiedenis.nl/archiefstukken/de-keizer-had-zeebenen/